CGN aardappelcollectie

De collectie
In het kort- Genetische diversiteit
- Bijna 1500 accessies
- 126 taxa
De aardappelcollectie bestaat uit wilde soorten en in de Andes gecultiveerde aardappel accessies, afkomstig uit Midden- en Zuid-Amerika. De huidige collectie omvat bijna 1500 accessies, verdeeld over 126 taxa (soorten en ondersoorten).
Geschiedenis
In 1974 ondertekenden Duitsland en Nederland een overeenkomst om samen te werken op het gebied van genetische bronnen van aardappel. Dit leidde tot de oprichting van de "Duits-Nederlandse Aardappelafdeling" bij het FAL-instituut in Braunschweig. De Erwin Bauer Sortiment (EBS) uit Duitsland en de Wageningse Aardappel Collectie (WAC) uit Nederland werden samengevoegd (Lange, 1976).
In 1984 werd dit een project van de Duits-Nederlandse Raad voor Plant Genetische Bronnen. In 1995 werd de Duits-Nederlandse aardappelcollectie overgedragen aan het Centrum voor Genetische Bronnen, Nederland (CGN). De huidige CGN-collectie bestaat voor ongeveer 40% uit accessies van de oorspronkelijke EBS- en WAC-collecties. Daarnaast bestaat circa 25% van het materiaal uit accessies verzameld tijdens expedities naar Peru, Argentinië en Bolivia, en uit materiaal van de Argentijnse genenbank INTA-Balcarce. Circa een kwart van de collectie is afkomstig uit verzamelmissies waarbij Nederland of Duitsland betrokken was, waarbij een overzicht wordt gegeven op de webpagina verzamelmissies. Ook is er uitwisseling van materiaal geweest met andere genenbanken, en is er materiaal ontvangen van universiteiten die actief zijn op het gebied van aardappeltaxonomie.
Samenstelling
De aardappelcollectie wordt sinds 1995 beheerd door het CGN. De collectie bestaat uitsluitend uit botanisch zaad van ongeveer 1240 accessies, waaronder 122 wilde (sub)soorten (volgens Hawkes) en 220 accessies van vier traditionele Andes-landrassen. De taxonomie van de collectie volgt Hawkes (1990), met enkele aanvullingen op basis van recente herzieningen door Spooner en collega’s. Een overzicht van de soorten is beschikbaar, gerangschikt per taxonomische serie, en bevat informatie over chromosomenaantal, endosperm balance number (EBN), herkomstgebied en hoogteligging. De gebruikte soortcodes volgen de standaard van Huamán & Ross (1985).
Het genetisch materiaal is afkomstig uit twaalf landen in Zuid- en Midden-Amerika. Voor een volledige lijst van taxa en bijbehorende soorten, zie de CGN aardappelsoortenpagina.
Regeneratie van de collectie vindt plaats wanneer de zaadvoorraad laag is of de kiemkwaliteit afneemt. Dit gebeurt momenteel in samenwerking met aardappelveredelingsbedrijven in Nederland.
De regeneratie van aardappel bij CGN vindt plaats op basis van botanisch (echt) zaad, met als doel het behouden van de genetische integriteit en zaadkwaliteit.
Zaaien en planten
Kiemrust komt vaak voor bij botanisch aardappelzaad, vooral bij wilde soorten zoals Solanum acaule, en kan één tot twee jaar aanhouden. Om de kieming te verbeteren worden zaden behandeld met 700 ppm gibberellinezuur (GA₃), gedurende 20–24 uur in het donker, om afbraak door licht te voorkomen. Langere blootstelling (bijv. 48 uur) kan leiden tot afwijkende zaailingen. Vernalisatie is meestal niet nodig.
Al het gebruikte plantmateriaal is vooraf getest en vrij verklaard van quarantaine-organismen, conform Nederlandse en EU-regelgeving.
Zaailingen worden zonder selectie opgekweekt en uitgeplant, met een streefpopulatie van 20–25 planten per accessie. De vermeerdering vindt plaats in de kas via handbestuiving met een pollenmengsel van alle planten, of in geïsoleerde veldjes waar bestuiving door insecten plaatsvindt. In veldsituaties wordt er isolatie toegepast door omringende gewassen zoals tarwe.
Oogst
Om genetic drift te beperken wordt zaad gelijkmatig geoogst over alle planten binnen de accessie. De identiteit van het materiaal wordt geborgd via consequente veldnummering gedurende het hele proces. Na de oogst worden de zaden gereinigd, gedocumenteerd en teruggestuurd naar het CGN, waar ze verder worden verwerkt, getest en opgeslagen onder gecontroleerde omstandigheden.
Ziekte- en plaagbeheer
Preventieve maatregelen omvatten regelmatige toepassing van fungiciden tegen Phytophthora infestans en eventueel het plaatsen van afrastering tegen vraat van dieren indien buiten wordt geregenereerd. Plagen zoals kevers of bladluizen worden bestreden wanneer dit nodig blijkt. Tijdens de gewasverzorging worden hygiënemaatregelen toegepast om virusoverdracht te voorkomen.
Binnen de Europese Unie mag aardappel genetisch materiaal alleen worden verspreid als het getest is op quarantaineziekten, zodat het voldoet aan de eisen voor een EU plantenpaspoort. Daarom zijn alleen die accessies opgenomen in de CGN-collectie die vóór vermeerdering de verplichte fytosanitaire testen hebben doorstaan. Hieronder is meer informatie te vinden over import, fytosanitaire toetsing en distributie.
Fytosanitaire procedures en quarantaine-organismen
Fytosanitaire maatregelen zijn vereist volgens EU-richtlijnen om de verspreiding van aardappelpathogenen vanuit Zuid-Amerika naar de Europese Unie te voorkomen. Aangezien de CGN-aardappelcollectie uitsluitend uit botanisch zaad bestaat, hoeft alleen getest te worden op ziektes die via zaad overdraagbaar zijn en op de quarantaine lijst staan. Alle planten die gebruikt zijn voor regeneratie zijn getest door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
De toegepaste testmethoden omvatten:
- Visuele inspectie van ouderplanten tijdens regeneratie;
- Gebruik van indicatorplanten zoals en ;
- Serologische screening met behulp van DAS-ELISA;
- Moleculaire tests zoals RT-PCR voor specifieke viroïden en virussen.Geteste pathogenen zijn onder andere:
- Andean potato latent virus (APLV)
- Andean potato mild mosaic virus (APMMV)
- Arracacha virus B – oca strain (AVB-O)
- Potato black ringspot virus (PBRsV)
- Potato virus T (PVT)
- Potato yellowing virus (PYV)
- Potato spindle tuber viroid (PSTVd)
Het exacte testregime wordt bijgewerkt op basis van EU-richtlijnen en richtlijnen van de NVWA.
Distributie
Het genetisch materiaal wordt vrij verstrekt in hoeveelheden van 50 zaden per monster. Selecteren en aanvragen van materiaal gebeurt via de online zoekfunctie (klik op ‘Bezoek de genenbank’ en kies ‘Potato’). Gebruikers wordt verzocht om evaluatieresultaten terug te koppelen aan CGN.
CGN levert genetisch materiaal alleen uit nadat de Standard Material Transfer Agreement (SMTA) is geaccepteerd. Dit gebeurt elektronisch via een klik-akkoordprocedure. Informatie over de procedures die CGN hanteert voor zaadverzoeken is te vinden op de ‘Procedures’-pagina.
Binnen de EU wordt CGN-aardappelzaad vergezeld van een plantenpaspoort. Gebruikers moeten ook zelf een plantenpaspoort verstrekken bij verdere distributie van dit genetisch materiaal of daarvan afgeleid materiaal binnen de EU. Zaadleveringen binnen de EU kunnen vertraging oplopen vanwege de tijd die nodig is om een plantenpaspoort aan te vragen bij de Nederlandse Plantenziektekundige Dienst. Zodra het plantenpaspoort is afgegeven, haalt CGN het zaad uit opslag en verstuurt het naar de aanvrager. Buiten de EU zijn de beperkingen afhankelijk van de regelgeving van het ontvangende land. Meld eventuele problemen met de kwaliteit van het genetisch materiaal of symptomen van ziekte aan CGN.
Internationale samenwerking
CGN is lid van de Potato Working Group van het European Cooperative Programme for Plant Genetic Resources (ECPGR). Meer informatie over de activiteiten van deze werkgroep is te vinden op de ECPGR-website over de Potato Working Group.
Paspoort- en evaluatiegegevens
Deze pagina biedt toegang tot achtergrond- en karakteriseringsgegevens van de CGN-aardappelcollectie, waaronder informatie over de herkomst van accessies, taxonomie en evaluatieresultaten voor agronomische en kwaliteitskenmerken.
Paspoortgegevens
De paspoortgegevens bevatten achtergrondinformatie per accessie, waaronder gegevens over de herkomst, geografische oorsprong en de best beschikbare taxonomische identificatie. Deze gegevens zijn gebaseerd op gevalideerde informatie en worden onderhouden volgens internationale standaarden. Alle paspoort- en evaluatiegegevens van accessies met een CGN-nummer zijn beschikbaar via onze online zoekfunctie.
Gebruikers kunnen paspoortgegevens downloaden voor alleen de CGN-accessies, of als uitgebreidere dataset waarin ook duplicaten, gearchiveerde accessies (die niet beschikbaar zijn voor distributie) en ontvangstnummers zijn opgenomen. Tot 1994 werden accessies geïdentificeerd met een BGRC-nummer (Braunschweig Genetic Resources Collection, FAL, Duitsland). Na opname in de CGN-collectie kregen deze een CGN-nummer toegewezen.
Aanvullende paspoortinformatie omvat onder andere het land van herkomst, verzamelnummers en overeenkomstige accessienummers in andere genenbanken. Dankzij samenwerking binnen het kader van de Association of Potato Intergenebank Collaborators (APIC) is ook aanvullende informatie beschikbaar over gedupliceerde accessies in aardappelcollecties wereldwijd (Bamberg et al., 1995; Huamán et al., 1996, 2000).
Evaluatiegegevens
De evaluatiegegevens bestaan voornamelijk uit screeningsresultaten die zijn verzameld door aardappelspecialisten aan onderzoeksinstellingen in Nederland en Duitsland. Daarnaast zijn ook geselecteerde gegevens uit de literatuur en van particuliere veredelingsbedrijven opgenomen ter aanvulling van de dataset. Zie het onderdeel ‘Downloads’ hiernaast op deze pagina voor de beschikbare gegevens en evaluatiemethoden. Downloads omvatten zowel ruwe kenmerkgegevens voor CGN-accessies als een uitgebreidere dataset met ontvangstnummers en gearchiveerde accessies. De gegevens hebben de format volgens de standaarden van APIC (Hoekstra et al., 1997).
Geëvalueerde eigenschappen betreffen onder andere resistentie tegen plagen en ziekten, zoals cyste- en wortelknobbelaaltjes (Globodera pallida), phytophthora, aardappelkanker, gangreen, droogrot, diverse aardappelvirussen (M, X, Y), zwartbenigheid en natrot. Ook kwaliteitskenmerken zoals drogestofgehalte, gehalte aan reducerende suikers en vitamine C worden geëvalueerd. Alle evaluatieresultaten dienen als indicatief te worden beschouwd, omdat deze afhankelijk zijn van specifieke omgevings- en testomstandigheden.
Aanvullende evaluatiegegevens zijn beschikbaar voor eigenschappen zoals glycoalkaloïdengehalte, stikstofopname en -efficiëntie, zetmeel- en amylosegehalte, vorm en grootte van zetmeelkorrels, eiwitgehalte en resistentie tegen Phthorimaea operculella (aardappelmot). Waar beschikbaar biedt het Potato Portal links naar de evaluatiegegevens van andere aardappelcollecties.
CGN moedigt gebruikers van zijn genetisch materiaal aan om hun eigen evaluatiegegevens te delen. In overleg kan een embargo worden afgesproken voordat deze gegevens worden opgenomen in de openbare CGN-database.
Aanvullende informatie over de aardappelcollectie
- Aardappelsoorten bij CGN: Gesorteerd op taxonomische series en bevat foto’s en algemene informatie over het Endosperm Balance Number (EBN), chromosomenaantal, herkomstregio en hoogteligging. Let op: alle EBN-nummers en de meeste chromosomenaantallen zijn gebaseerd op literatuur en tellingen van andere genenbanken. De informatie van CGN kan fouten bevatten. Gebruikers worden verzocht eventuele fouten aan CGN door te geven.
- Belangrijke aardappel-genenbanken
- Inventarissen
- Bronnenlijst
- Aardappellinks
Genenbank plantaardige bronnen
Bekijk de database of dien een aanvraag voor genetisch materiaal in.


