Ga naar de inhoud
Longread11 december 2025

Trekvissen volgen met geluidssignalen

KOL25 Moodvideo - Trekvissen volgen met geluidssignalen
MP (Melanie) Meijer Zu Schlochtern, MSc
Promovendus

Om erachter te komen of trekvissen de kier in de Haringvlietsluizen gebruiken om de rivieren op te komen, volgt Melanie Meijer zu Schlochtern meer dan driehonderd vissen met zendertechnologie. Daarbij verzamelt ze tot wel 20 miljoen datapunten – om uiteindelijk te achterhalen hoe vissen zich precies gedragen bij de sluizen.

In de haven van Stellendam laat Meijer zien hoe je een trekvis zendert. Buiten het kleine lab zwemmen de vissen in een tank waar constant vers zeewater doorheen gepompt wordt. De wetenschapper schept een van de vissen over in een kleinere bak met water. ‘Daarin is verdovingsmiddel opgelost,’ legt Meijer uit.

Als de vis volledig is verdoofd, tilt ze hem op de operatietafel. De vis krijgt een nummer, wordt gemeten en gewogen, en Meijer neemt een DNA-monster. Terwijl een slang water over de kieuwen van het dier spuit, maakt ze vervolgens een kleine insnede in zijn buikholte. ‘Daar zit veel ruimte,’ legt ze uit. In de opening plaatst ze een zender ten grootte van een flinke pil. Twee hechtingen sluiten de opening weer. ‘Dat was het alweer,’ meldt de onderzoeker opgewekt, en brengt de vis weer naar buiten. Daar mag hij in haar handen wakker worden in de tank met stromend zeewater.

“Onderzoekers zenderden in totaal 350 trekvissen: elft, noordzeehouting, zalm, zeeforel, zeeprik”

Meijer doet promotieonderzoek bij de Leerstoelgroep Aquacultuurbiologie en Visserijecologie en zenderde – met de hulp van onderzoeksbureau ATKB – in totaal 350 trekvissen: Atlantische zalm, zeeforel, zeeprik, Noordzeehouting en elft. Die werden weer uitgezet in de Noordzee. Vanaf daar zal Meijer volgen wat er precies met de trekvissen gebeurt die via het Haringvliet een weg naar hun paaigronden proberen te vinden.

Mensgemaakte migratiebarrières

Ooit wemelde het in de Nederlandse rivieren van de trekvissen. De Atlantische Zalm, bijvoorbeeld, zwom in grote getale vanuit de Noordzee via de Rijn en Maas België, Duitsland en Frankrijk in, om zich daar voort te planten. Inmiddels is deze zilvergroene haakbek binnenlands nagenoeg uitgestorven. Sinds de jaren ’80 worden er al pogingen gedaan om de zalm en andere soorten te herintroduceren, maar tot nu toe kunnen de populaties nog niet op eigen benen staan.

De wetenschap wijst daarvoor een scala aan oorzaken aan: klimaatverandering, vervuiling, invasieve soorten, verlies van paaihabitat en overbevissing. Ook de bouw van barrières, zoals dammen en sluizen, heeft bijgedragen aan de afname van trekvissen, en blokkeert misschien ook hun terugkeer. Meijers onderzoek gaat in op een van de grootste door de mens gemaakte migratiebarrières van Nederland: de 1 kilometer lange, 960 meter brede Haringvlietsluizen in Zuid-Holland, ook wel het zesde Deltawerk genoemd.

Onderzoekers varen uit bij de Haringvlietsluizen om ontvangers op te halen die het gedrag van ruim driehonderd gezenderde trekvissen registreren. Zo brengen ze in kaart of soorten zoals zalm, zeeforel en zeeprik de kier gebruiken om de rivieren op te trekken. Foto WUR.

Het sluiscomplex, dat in 1970 werd voltooid, scheidt de Noordzee van het inmiddels zoete water van het Haringvliet. Dat die sluizen in de weg zouden kunnen staan van trekvissen, daarvan is Rijkswaterstaat zich ook bewust. Daarom ‘kiert’ het complex sinds 2019 dagelijks: afhankelijk van onder meer de waterstand en het weer staan één of meerdere sluizen open tijdens hoogwater. De hoop is dat trekvissen via die opening hun weg de rivieren op vinden.

‘Het beheer van de sluizen is maatwerk,’ vertelt Aniel Balla, senior adviseur waterkwaliteit bij Rijkswaterstaat. ‘Daarom hebben we voor “lerend implementeren” gekozen wat betreft het kieren van het complex. Terwijl we experimenteren met het openzetten van sluizen, houden we in de gaten hoe het zoute water dat binnenstroomt zich gedraagt en onderzoekt Meijer welke trekvissen de doorgang naar de rivieren daadwerkelijk vinden, en hoe. Met die kennis kunnen wij uiteindelijk het meest effectieve kierbeleid opstellen.’ 

Hoogfrequente geluidssignalen

Ook voordat het kieren werd ingevoerd, wisten trekvissen de weg naar de rivieren te vinden. ’Dat weten we door een langlopend onderzoek waarin trekvissen met radiozenders werden gevolgd,’ vertelt Meijer. ’29% van de in de Noordzee uitgezette vissen zwom uiteindelijk de rivieren op.’ Dat onderzoek kon alleen niet laten zien hóe de vissen de rivieren bereikten. Een vis die is uitgerust met een radiozender wordt geregistreerd zodra die langs een ontvangststation zwemt. Dat levert per station hoogstens een paar datapunten op.

Een zalm in een bak samen met een kleinere zeeforel

Zalm en forel

Een zalm, onder, en een zeeforel, boven, in een bak met zeewater. Foto: WMR.

Een zender wordt chirurgisch geïmplenanteerd in een trekvis

Zenderen

Tijdens een vlugge operatie krijgt een trekvis een zendertje in zijn buikholte. Foto: WMR.

Een vis krijgt hechtingen na een operatie

Hechting

Met twee vlugge hechtingen naait Meijer de opening voor het zendertje weer dicht. Foto: WMR.

Een zalm komt bij in een bak water na een operatie

Bijkomen

Een zalm komt bij van zijn verdoving onder stromend zeewater. Foto: ATKB.

Zalm vrijlating in de Noordzee

Zeeprik vrijlating

Meijer en haar collega's zetten een gezenderde zeeprik uit aan de Noordzeekant van de Haringvlietsluizen. Foto: WMR.

Ontvangers aan boeien

De ontvangers die trekvissendata verzamelen hangen onder boeien als deze. Foto: WMR.

Uitlezen

Als Meijer en haar collega's een ontvanger hebben opgevist, kunnen ze de verzamelde data per bluetooth-verbinding downloaden. Foto: WMR.

Gezenderde vis

Melanie Meijer met een van de zeeforellen die ze tijdens haar onderzoek zal volgen. Foto: ATKB.

Meijer werkt met akoestische telemetrie. In plaats van een radiosignaal produceren de nieuwe zenders een hoogfrequent geluidssignaal. ‘Geluidsgolven reizen heel goed onder water. Ze kunnen doorlopend worden uitgezonden en worden opgevangen.’ De ontvanger lijkt op een kruising tussen een thermoskan en een staafmicrofoon. Ze hangen aan boeien, onder water, op zo’n tachtig ontvangers, evenredig verdeeld tussen de Noordzee en de Rijn-Maasdelta.

‘Met akoestische telemetrie krijgen we een veel gedetailleerder beeld van het pad dat de trekvissen afleggen, omdat de ontvanger de vis waarneemt zolang die in de buurt is,’ legt Meijer uit. ‘We komen er dus niet alleen achter of de vis voorbij het sluizencomplex komt, maar ook hoe lang die daarover doet, en hoeveel pogingen een vis doet om binnen te komen.’ Bij een deel van haar testsubjecten brengt Meijer geavanceerdere zenders in. Die communiceren over extra aspecten, zoals de diepte waarop de vis zwemt en of de vis versnelt.

Een speciale predatiezender kan zelfs doorgeven of de drager is opgegeten. ‘Dat is natuurlijk ook een reden waardoor vissen hun paaigronden niet bereiken,’ stelt Meijer. ‘De zender reageert op maagzuur en communiceert daarna de temperatuur van het predatiemoment.’ Op die manier kan de onderzoeker globaal achterhalen in de maag van welkroofdier de zender rondklotst. ‘Een vissenmaag is kouder dan die van een zoogdier, zoals een zeehond.’

Vissen weten de kier te vinden

Meijer en twee collega’s leggen hun kleine bootje aan bij een van de boeien. Ze halen de staalkabel waaraan de ontvanger hangt binnen. ‘Dat gaat niet altijd even makkelijk, zeker als een touw of kabel verstrikt is geraakt met het onderstel van de boei.’ Het ding dat de onderzoeker uit de zee opdiept, ziet er niet meer uit als een stuk zendertechnologie. ‘Gaandeweg raakt de ontvanger bedekt met allerlei rivierleven, zoals algen en mosselen,’ vertelt ze. ‘Daarom zit er ook een panty omheen.’ Die knipt ze er in een paar bewegingen handig vanaf, waarna ze een draadloze verbinding aanlegt tussen de cilindervormige ontvanger en de laptop aan boord.

“Met akoestische telemetrie krijgen we een gedetailleerd beeld van het pad dat de trekvissen afleggen”

Samen met Sportvisunie Nederland – die de helft van de ontvangers in beheer heeft – haalt de onderzoeker zo elk half jaar alle nieuwe data op. Meijer verwacht dat het totaal aantal detecties zal oplopen tot 20 miljoen. Uit die berg gegevens hoopt ze veel precieze conclusies te kunnen trekken over de reizen die haar trekvissen afleggen. ‘Hoe lang wachten de vissen voor de sluis? Wanneer gaan ze naar binnen? Welke weg nemen ze? Reizen ze daarna meteen verder? En wat doen de vissen die niet de rivieren op trekken?’

Sommige vissen dragen hun zender nog niet zo lang met zich mee, maar van de vissen die in 2023 en 2024 zijn gezenderd ziet Meijer al interessante resultaten. ‘Zalm, zeeforel, zeeprik en noordzeehouting trekken vaak naar binnen tijdens het kieren,’ vertelt ze. Of de kier een groter percentage vissen helpt het Haringvliet op te reizen, dat kan Meijer nog niet definitief zeggen.

Zelfs als er niet meer vissen intrekken, dan nog kan het kieren voordelen hebben. ‘Voordat het kiermanagement begon, konden vissen alleen tijdens het spuien tegen sterke stroming in het Haringvliet binnenkomen. Dat kost flink wat energie. Vissen die via een kier intrekken houden misschien meer energie over om andere obstakels tijdens hun migratie te trotseren. Op die manier zou het kiermanagement er dus nog steeds voor kunnen zorgen dat meer vissen succesvol hun paaigronden bereiken.’

Contact

Stel uw vragen over dit KennisOnline-onderzoek aan:

MP (Melanie) Meijer Zu Schlochtern, MSc

Promovendus